Lokale productie van hernieuwbare elektriciteit neemt verhoudingsgewijs steeds meer toe, in Limburg meer dan in heel Vlaanderen. Vooral de geproduceerde stroom via windturbines stijgt exponentieel.
14 oktober 2022
In de periode 2011-2020 verdrievoudigde het procentueel aandeel van de lokale productie van hernieuwbare elektriciteit t.o.v. het elektriciteitsverbruik in Limburg: het ging van 11,2% in 2011 naar 33,4% in 2020. Limburg doet het daarmee veel beter dan heel Vlaanderen, waar het aandeel van de productie van hernieuwbare elektriciteit in het elektriciteitsverbruik steeg van 8,0% naar 21,6%.
Vijf gemeenten scoren veel hoger dan Limburg wat het procentueel aandeel van de productie van hernieuwbare elektriciteit in het elektriciteitsverbruik betreft. Het gaat om te beginnen om Gingelom (137,4%) en Ham (136,5%), waar er zelfs meer productie dan verbruik is, en daarnaast om Riemst (93,7%), Lommel (85,2%) en Zutendaal (76,9%).
In vijf andere gemeenten ligt dat percentage ook nog hoger dan in heel Limburg: in Halen (63,7%), Kortessem, Beringen, Dilsen-Stokkem en Tessenderlo (46,9%).
In veertien gemeenten wordt er procentueel minder hernieuwbare elektriciteit geproduceerd dan in heel Limburg. Het varieert tussen 6,3% in het kleine Herstappe en 20,2% in Hoeselt, met daartussenin Wellen, Hamont-Achel, Sint-Truiden, Leopoldsburg, Zonhoven, Hasselt, Voeren, Pelt, Heers, Borgloon, As en Houthalen-Helchteren.
Als we kijken naar de evolutie van de productie van elektriciteit via verschillende methodes, dan zien we tussen 2011 en 2020 een exponentiële toename van productie via windturbines in Limburg: meer dan een verzesvoudiging van de geproduceerde stroom door wind of een toename met 515,6%. Dat is veel meer dan de toename in heel Vlaanderen (+297,8%).
In dezelfde periode neemt de geproduceerde stroom door PV-installaties in Limburg toe met 128,3% (t.o.v. +133,8% in Vlaanderen), door warmtekrachtkoppeling met 55,7% (t.o.v. +84,0% in Vlaanderen) en door waterkracht met 30,1% (t.o.v. +13,7% in Vlaanderen).