Bij de start van het nieuwe schooljaar kijken we naar de evolutie van het percentage leerlingen gewoon lager onderwijs in Limburg met schoolse vertraging. Tussen 2010 en 2019 daalde het van jaar tot jaar, in 2020 is het voor het eerst sinds lang hoger dan het jaar ervoor.
1 september 2021
In heel Vlaanderen daalde het percentage leerlingen gewoon lager onderwijs met schoolse vertraging van 15,4% in 2010 naar 11,6% in 2020. In 2011 (15,5%) was het iets hoger dan in 2010, maar dan daalde het elk jaar tot 2019, om dan in 2020 stabiel te blijven. In Limburg nam het procentueel aandeel leerlingen gewoon lager onderwijs met schoolse vertraging van jaar tot jaar af tussen 2010 (13,9%) en 2019 (9,9%), om dan in 2020 voor het eerst weer licht te stijgen tot 10,2%. In onze provincie ligt de evolutiecurve van schoolse vertraging bij leerlingen gewoon lager onderwijs lager dan in heel Vlaanderen. Er is dus minder schoolse vertraging bij Limburgse leerlingen gewoon lager onderwijs dan bij hun Vlaamse leeftijdsgenoten.
Genk springt er in 2020 uit wat schoolse vertraging in het gewoon lager onderwijs betreft. Met 15,7% scoort Genk veel hoger dan Limburg (10,2%). Tien andere gemeenten scoren hoger dan Limburg: Maasmechelen (14,8%), Heusden-Zolder, Lommel, Bree, Voeren, Maaseik, Leopoldsburg, Hamont-Achel, Bocholt en Houthalen-Helchteren (12,2%).
Alken (4,4%), Peer (5,1%) en Lummen (5,1%) scoren het best (laagst) wat schoolse vertraging in het gewoon lager onderwijs betreft. Ze scoren veel lager dan het Limburgs cijfer.