Het aantal Limburgse zelfstandigen steeg tussen begin 2010 en begin 2020. Opvallend is dat het aantal zelfstandigen na pensioen procentueel het sterkst toenam.
30 oktober 2020
Tussen 2010 en 2020 steeg het aantal Limburgse zelfstandigen van 72.876 naar 87.787. Dat is een toename met 20,5%. In heel Vlaanderen steeg het aantal zelfstandigen in dezelfde periode met 21,3%. Van de drie groepen zelfstandigen - zelfstandigen in hoofdbezigheid, in nevenbezigheid en na pensioen - nam de laatste procentueel het sterkst toe. In Limburg steeg het aantal zelfstandigen na pensioen (ook al blijven ze in aantal veruit de kleinste groep) van 5.078 naar 9.255. Dat is een stijging met maar liefst 82,3%, t.o.v. een stijging met 68,9% in heel Vlaanderen. Het aantal zelfstandigen in hoofdbezigheid (veruit de grootste groep in aantal) steeg in Limburg van 49.511 naar 54.936. Hun aantal groeide procentueel slechts met 11,0%, t.o.v. 11,6% in heel Vlaanderen. Het aantal zelfstandigen in nevenbezigheid tot slot groeide in Limburg van 18.287 naar 23.596. Dat is een groei met 29,0%, minder sterk dan de groei in heel Vlaanderen (36,8%).
Kijken we naar de procentuele groei van het aantal zelfstandigen tussen 2010 en 2020 in Limburgse gemeenten, dan zit die boven de 30% in Heusden-Zolder (37,9%) en Beringen (31,3%). Verder steeg dat aantal zelfstandigen ook nog met meer dan 25% in zeven andere gemeenten: Leopoldsburg (29,3%), Zutendaal (29,0%), Zonhoven (27,3%), Genk (26,9%), Herk-de-Stad (25,8%), Hasselt (25,8%) en Diepenbeek (25,4%). Aan de andere kant zijn er twee gemeenten waar het aantal zelfstandigen met minder dan 10% toenam tussen 2010 en 2020: in Lanaken (5,3%) en Borgloon (9,6%).